Bij het krieken van de dag stond ik aan
de start van mijn derde editie van Gent-Wevelgem, met een vernieuwd
parcours waarbij we nu in het begin al de Menenpoort mochten
doorsteken ipv op het einde. Veel volk aan de scan en ride maar bij
mijn vertrek geen kat op de baan, buiten een paar enkelingen…dit
wordt een eenzame onderneming..Tot 5 km verder wordt ik bijna van de
weg geblazen door een denderende rode TGV van Stadsbader, een
wielerclub uit de regio. Ik moest snel beslissen, wagonnetje aanhaken
of alleen verder. Dan maar een versnelling hoger!
Langs kronkelende wegen vlogen we
razendsnel (35,5 gemiddeld) door de eerste 120 km, in een oogopslag
zie ik de Sint Sixtusabdij (Westvleteren) passeren, waarbij mijn
gedachten even afglijden naar smaak van een lekker trappistje. Op km
90 toch even de adem inhouden bij het opdraaien van de
Moeren…Gelukkig geen waaiervorming want de wind zit er deze keer
eerder frontaal dan op de flank.
Dan op naar het Heuvellland, hier is
het liedje van Stadsbader dan toch stilaan uit. Ik kom de Catsberg,
Kokkereel en Mont noir nog boven met enkelen van deze club maar op de
volgende heuveltje zijn ze niet meer te bespeuren, dan toch geen
bergtrein. Mont Blanchisserie doet me aan de Berendries denken,
redelijk lang met een fel knikje. De Kemmelberg nemen we deze keer
langs de stijlste kant, dat voelen we aiai die beentjes.
Na de heuvelzone komen nog de
plugstreets (overharde wegen) waar ik het gezelschap krijg van Kris
De Winter. Ik krijg na deze zone direct een contract aangeboden bij
’t Tonneke, dat ik wijselijk heb afgeslagen.
Dan toch geen
rustig lange duurtraining maar eens vol aan de bak geweest. Doet toch
ook deugd ze! 212 km met 34,1 gem.
De Moeren
De Moeren. Les
Moëres. Ooit een stuk verzopen moerasgrond op de grens van België
en Frankrijk. Geometrisch geprangd tussen Veurne, Duinkerke en
Bergues. Vlakbij dorpjes met kabbelende namen als Ghyvelde,
Hondschoote en Leffrinckoucke. Waar Picon au vin blanc als pils wordt
gedronken. In de Middeleeuwen waren De Moeren een schuiloord voor
boeven en andere galgenbrokken. Later, na de drooglegging, een refuge
voor de Koninklijke familie. Albert I verbleef tijdens de eerste
wereldoorlog een jaar lang in de kasteelhoeve van Sinte Flora. Buiten
het bereik van de Duitsers. De Moeren, stille getuigen van het leven
achter het front van de Grote Oorlog. Dat was toen.
Nu zijn De Moeren
de schrik van elke wielrenner die aan de start komt van
Gent-Wevelgem, wedstrijd die morgen voor de 75e keer
wordt gereden. Een jubileumeditie zonder mededogen, want ook deze
keer dwars door dat stukje land aan de schreve (3500 hectare groot)
waar de wind en de wind alleen de dingen bepaalt. Ook al is het van
daar nog 145 kilometer tot aan de aankomst. Het blijft een gevreesde
zone. Moerasduivels zuigen er af en toe een waaier rennertjes naar de
kern van de aarde. Iedereen in het peloton weet dat. De bomenrijen in
de Wenceslas Cobergherstraat vormden jarenlang dé bakens aan de
horizon. Essen en populieren, kromgebogen door de nimmer aflatende
zuidwester, als voorboden van een half uur wilde hysterie in het
peloton. Maar de ijkpunten zijn weg. De bomen (1600 stuks) in de
straat genoemd naar de architect van de basiliek van Onze-Lieve-Vrouw
van Scherpenheuvel zijn in januari 2010 gesneuveld onder de blinde
kapwoede van de Vlaamse Landmaatschappij. Een stilleven genadeloos
verminkt. Jonge essen zijn ondertussen hun eigen gevecht met de wind
aangegaan. Ze hebben een strijd van tientallen jaren in het
verschiet.
©
Stephan Vanfleteren
Als man-op-de-motor
keek ik elk jaar dagen op voorhand uit naar de passage in De Moeren.
Veel meer dan naar de dubbele doortocht over de Kemmelberg of de
sprint in de Vanackerestraat in Wevelgem. Van in Oostende gaf ik mijn
motard al de sporen. Ju! Alle volgwagens voorbij om als laatste man
in de staart van het peloton de gedragingen waar te nemen. Dertig
kilometer lang. Wachtend op het moment dat kuitspieren echt als
gitaarsnaren gingen jengelen. Het was een zegen om dat vanop de
eerste rij te kunnen meemaken. Geroep en getier in de kudde.
Fulmineren in het Duits, het Engels, het Frans, het Nederlands en het
Noors. Vloeken als universeel gegeven. Fietsen worden op zo’n
momenten door gaatjes gestuurd waar ze eigenlijk niet door kunnen.
Bij de brug over de E40 in Adinkerke wil iedereen vooraan zitten.
Daar is het tijd om recht te staan op de voetsteuntjes van de motor.
Klaar om boven de ruggen van de renners het fenomeen der waaiers te
aanschouwen. Een opwindend spel waar je helemaal in opgaat.
De dubbele
betonplaten in de Cobergherstraat verdragen groepjes van acht,
hoogstens negen renners. Hier geldt maar één recht, dat van de
sterkste. Op zo’n momenten gaan de grote motoren van het peloton
met diabolische wellust tekeer. Wie eerst komt, eerst maalt. De
wetten in de wereld van de naar rotte eieren riekende
ontharingscrèmes zijn dan onverbiddelijk. Concurrenten die zich er
nog tussen willen wringen, komen niet zelden in de sloot terecht. Je
gooit je anker uit naar het achterwiel van je voorganger en vreest de
overlangse diepe groef tussen twee rijstroken. Actie overleven in
opperste concentratie. Tijd om stil te staan bij het kruisje van de
jong gestorvene die met zijn auto één van de bomen aan de rand van
de weg heeft gepast is er niet. Na 50 meter in de gevreesde zone
ontstaat een eerste waaier. Een paar honderd meter verder – waar de
Wenceslas Cobergherstraat overgaat in de Moeresteenweg – ligt het
peloton in een dozijn groepjes uiteen. Nog later kan je er met de
motor voorbij. Eerst langs de waaiers van de wanhoop, kansloos in het
verweer. Dan naast de kliekjes bevolkt met mannen die ervan dromen om
nog in de spits te verschijnen. Stuk voor stuk uit de broek geschud
om strijdend af te zien. Allemaal tussen hun fietskaders geplooid.
Vooraan kijk je uiteindelijk opnieuw in de frisse, opmerkzame ogen
van de sterkste mannen in de wedstrijd. En die moet dan eigenlijk nog
beginnen.
304 is vandaag de
drukst bezochte teletekstpagina in de hotelkamers van de renners: 5
beaufort en wind uit het noordoosten. De Moeren zullen ook deze keer
niet ontgoochelen. De bomen mogen dan wel weg zijn, de wind laat zich
niet kooien. Er zijn nog zekerheden in het leven.
(column Trofeo
Baracchi Karl Vannieuwkerke/Stephan Vanfleteren verschenen in De
Standaard/Weekblad van zaterdag 23 maart 2013)