maandag 15 april 2019

Jochen - De Ronde en Roubaix

De Ronde. Roubaix. Klinkende namen in het wielrennen, de topkoersen bij de klassiekers. Al sinds de kindertijd kijk ik ernaar, nauwelijks eentje overgeslaan. Ze spreken tot de verbeelding. Maar zelf rijden, nooit aan gedacht. Of toch niet dat het mogelijk zou zijn.
Voetbal, het is nergens goed voor. Nog maar eens bewezen, want na een WK wedstrijd in de Fina in de late uurtjes na wat gerstenat (bakken bestellen was goedkoper, merci Denny) komen de grote plannen op tafel. “Zeg...zoude gij met mij de Ronde nie rijen?” “Awel ’t is goed, als gij Roubaix meerijdt”. Bam. Eén minuut overmoed, en je zit ermee.

De weken erna denken – of hopen – dat het wel vergeten zal worden. Of dat Thomas zou zeggen ‘euh...dat was in een zatte bui, we gaan dat niet doen hé’. Maar ja...twee karakters bij elkaar, nie pleuje. En zo wordt er ingeschreven voor de Ronde...en voor Roubaix.
Bon, de kans dat ik het niet haal is groot, denk ik in december. De langste afstand ooit was 170km, plat. De hellingen zijn niks voor mij, een paar gaat nog – maar een volledige ronde? En kasseien dat lukt nog, maar die 75km Roubaix van vorig jaar met 10km kasseien waren schrikwekkend – onze kasseistroken zijn er autostrades tegen. Maar, we gaan er dan toch alles aan doen. En zo komen er rollen, en zelfs een trainingsschema.

Januari, we beginnen eraan. Niet evident als je veel weg bent – ik zit in hotels op aftandse piepende hometrainers te puffen, tot ergernis van anderen in de gym. Thuis is het soms om 5h opstaan om op de rollen te kruipen, anders kan ik m’n schema niet aanhouden (3 keer trainen in de week). Niks zo saai trouwens, dan op rollen rijden. Door de vrieskou en regen heb ik er eens 3h aan een stuk opgezeten.
Eind februari, de cyclo’s starten. Kuurne is de eerste, en ik voel het verschil – dat geeft moed. De Ename is de volgende, die rij ik alleen. Laat het net die dag storm zijn, 150km op de teller – thuiskomen en dakpannen rapen. Erna volgen nog de Omloop, en een specialleke: de Wase Keikop. Een nieuwe kleine rit in het Waasland met 25km kasseistroken, minder dan de helft van Roubaix. Ideaal, en de overmoed van de vorige cyclo’s slaat toe want het is ‘maar 125km’. Leeg, leeg na alle kasseistroken en 100km....hoe gaat dat ooit goedkomen in Roubaix? De twijfel slaat toe. Een goeie Pajottenland zorgt ervoor dat de moraal terugkeert net voor de rust start in de aanloop van de Ronde.

De Ronde. Het is zover. Om 6h staan Eric en Thomas aan de deur, we vertrekken samen. Parkeren op Linkeroever, de voetgangerstunnel door en we zijn er. Een massa volk is er al om 7h, er zijn er dan ook 4000 van de 16000 voor de volledige rit. We wensen elkaar een veilige rit toe, en we zijn weg.
Het belangrijkste is een goed groepje zoeken, hadden de ervaren rotten gezegd – op je eigen tempo. Dat lukt redelijk snel, en we bollen samen vlot mee. In Zele even stoppen met Thomas, maar in Overmere zien we Eric terug aan onze eigen bevoorrading, waar Chantal – Brendy – Katrien en mijn madam met de kindjes opwachten. Sandwiches en boterhammen worden binnengespeeld, en weg. De volgende stop hebben we ook geluk – in Lippenhove kent Thomas iemand, en op het einde van de kasseistrook hebben we terug eigen bevoorrading. We spelen toch Eric kwijt, maar vinden hem na 5 minuten terug.
Vanaf nu staan we er alleen voor, geen eigen bevoorrading meer, geen back up meer. Nu komt het stuk naar Geraardsbergen. Het weer zit mee, de wind in de rug – en het vlot wonderwel. De hoogtemeters lopen op, en we komen aan de vesten, de eerste test is er met de Muur. Links moet je zitten, had ik eerder gehoord op Extra Time Koers. En dat klopt dus, er is wonderwel plaats en de Muur passeert vlotjes. Van Thomas horen we dat hij iemand gepasseerd is die net een hartaanval had gekregen, later blijkt dat iemand van Berlare te zijn – die het ondertussen goed stelt. We komen er ook een man tegen die met een oude koersfiets rijdt, en telkens zijn wiel moet omdraaien, respect.
Vlammen naar Oudenaarde nu, daar begint het gevreesde sluitstuk, met als opener de Koppenberg. Met dank aan Thomas een week of twee ervoor de finale nog gereden, en dat helpt – je weet wat er komt. De bevoorrading in, voltanken, en dan richting de puist van Melden. Waar...het file is. Blokrijden. Je wordt in groepjes gelost – maar we willen er toch over. En natuurlijk valt er iemand voor je neus, waardoor je toch te voet moet. Het worden onze enige wandelmeters tijdens deze Ronde. Boven doet Eric teken...pech. Zijn achterderailleur werkt niet meer, en hij kan enkel nog op een heel klein steekje rijden, daarmee trek je het niet. We rijden nog een eindje samen over de Steenbeekdries, maar Eric laat ons verder rijden en gaat op zoek naar hulp. Doodjammer, want hij reed super. En dan komen ze snel – Stationsberg, Taaienberg, Kaperij, Steenbeekberg....en de duik naar Ronse waar er gevlamd wordt op de steenweg om over de Kanarieberg te sleuren. Ronse, bevoorrading. Het begint door te dringen – wij gaan dat hier uitrijden of wat? En die benen zijn nog niet kapot...Ok, er komt nog veel...maar toch? De Kruisberg gaat nog vlot, en de Hotond (een beetje mijn zwart beest) passeert wonderwel. De Karnemelkbeekstraat klinkt gezellig, maar is een onderschatte zware klim, ik zie er veel onderdoorgaan. ’t Gaat toch niet waar zijn hé, gaat dat hier lukken? Duiken naar de Oude Kwaremont, de nervositeit neemt overal toe want iedereen wil zich goed positioneren. Er zit nog wat op, woehoe. Richting Paterberg – en dan kan de euforie beginnen. We hebben er nog goesting in, en leggen ons nog eens plat – de teller loopt nog stevig op, en we rijden nog een bende Italianen choco. Onnoemelijk fier aan de meet, en dat pintje erna is welverdiend. Jill, Kristof en Chris zijn speciaal gebleven om ons andere kledij te bezorgen, dikke merci daarvoor.
We veren op als Eric toch toekomt, hij heeft z’n fiets nog kunnen laten herstellen en de Ronde uitgereden na een paar pechjaren, daar wordt nog samen een pintje op gedronken.
De tussenweek, rusten. Eten. Losrijden. Werken. En ziek worden...ver****** Een stevige verkoudheid, woensdag kan ik nauwelijks slapen, donderdag zweet ik me een ongeluk. Niet de ideale aanloop, ik begrijp Oliver Naessen plots heel goed.

Roubaix. In tegenstelling tot de Ronde waar het parcours van Antwerpen naar de Vlaamse Ardennen gaat met een grote lus tussen Geraardsbergen en Oudenaarde, is het parcours van Roubaix een lange rechte streep naar boven. Dat brengt ook logistieke problemen mee – we zetten vrijdagavond een auto aan de aankomst, en rijden door naar het vertrek met een andere wagen. Die gaan we zondagmorgen ophalen.
Zaterdagmorgen, 5h. Opstaan, eten – tegen ons goesting, maar het moet. Iets na 6h zitten we in de wagen, op weg naar de start. Geen massa volk zoals in Antwerpen. We staan er een 20 minuutjes en we starten met misschien honderd man (in Roubaix wordt je in groepjes gelost). En dat is meteen ook een groot verschil met de Ronde – hier is nauwelijks een groepje te vinden, je bent grotendeels op jezelf aangewezen, zeker na de eerste stroken. Er worden maximaal 6000 deelnemers toegelaten, in de Ronde zijn dat er 16000. Een tweede groot verschil: de wind. Het parcours is dus één streep en de wind zit mee, of tegen. En vandaag is het tegen, wat in die open noordfranse vlakte geen feest is. Berekoud is het ook, we zitten de eerste kilometers te rillen van de koude.
De eerste “secteur pavé” passeert, en we rijden behouden. Dit is onbekend terrein, en de Wase keikop heeft goed schrik aangejaagd. De tank moet vol blijven. En dan, op nog maar de 2e van 29 stroken...bam, bidon kwijt op een dalend stuk kasseien. Ik leg de fiets aan de kant, vind de bidon maar het deksel is weg. Op 1 bidon verder....s*** Het gaat even in het hoofd zitten. De stroken volgen elkaar op, en we komen aan de eerste bevoorrading. Last van een verstopte neus en teveel snot, maar verder alles goed.
De volgende 60km komen eraan en die zijn best stevig terug met een paar klappers zoals Haveluy... en het gevreesde Bos van Wallers (Arenberg). De oude steenkoolmijn doemt op van ver, een iconisch beeld. Je rijdt recht op het bos af, het moet een eeuwigheid geleden zijn dat ik een kruisteken geslaan heb maar hier heb ik het toch gedaan. De 145km komt er hier ook bij opgedraaid en dat maakt het aanzetten verdomd moeilijk. En niks over Arenberg is gelogen, het is één lange strook van bijeengesmeten stukken kasseien. Het staat er bomvol toeschouwers – als vrijwel de enige plek op het parcours (in tegenstelling tot bij de Ronde).
We raken er heelhuids door, wat was dat zeg. Wat verder volgt de Pont Gibus, nog zo een iconisch beeld wat ik me herinner uit de kindertijd met pépé...en nu rij ik hierzelf. Het gaat eigenlijk nog goed. Eén probleem...de bidon raakt leeg, en ik voel me leeglopen. Net op tijd aan de 2e bevoorrading, waar ik meteen een halve liter achterover sla. En nog wat meer. We lezen ook van Bart zijn pech, en zien dan al wat een zotte prestatie die aan het neerzetten is.
De laatste 60km gaan in. De handen beginnen stilaan pijn te doen, vooral de vingerkootjes. Van pech zijn we tot nu toe gespaard, overal zie je platte banden, kettingbreuken en ander fraais. Ik zie zelfs iemand met een gebroken stuurbuis. Orchies was de strook van Sagan vorig jaar. Lap, mijn shifter zit scheef en de voorderailleur rammelt. Schifter al rijdend rechtkloppen en voortrijden. Geen respijt want de volgende is Mons-en-Pévele, één van de zwaarste stroken die ervoor zorgt dat echt alles pijn begint te doen. Ik begin stilaan niet meer te weten hoe m’n handen nog te houden, ondanks dubbel stuurlint. De laatste bevoorrading komt niks te vroeg, en we gaan naar de finale 30km. Die stroken kennen we van vorig jaar, en parcourskennis helpt weten we sinds de Ronde.
Een misverstand over Parijs-Roubaix: dat is niet plat. Van in het begin mag je over de noordfranse hellingen, en bij voorkeur lopen de kasseistroken ook op. Op den duur begint dat in combinatie met de kasseien te wegen. Voor de cijferfreaks: 1000 hoogtemeters (de Ronde waren er een kleine 2000).

Strook 9 (ze tellen af) of zo heb ik er weer van, schifter scheef, voorderailleur werkt niet meer en enkel nog de kleine plateau. Verdomme. Weer rechtkloppen, klooien met de afstelling en ik krijg de voorderailleur toch terug op gang, oef. Terug op weg, maar het begint allemaal wat moeilijker te gaan. Mijn vingers doen verschrikkelijk pijn, en de benen zijn toch ook dat niet meer. Als cadeau krijgen we Camphin-En-Pévele en de gevreesde Carrefour na elkaar. Die laatste vonden we vorig jaar nog meevallen, en eigenlijk is dat ook zo dit jaar. Hem is de laatste strook van de dag, die waar Sagan vorig jaar tussen de blokken laveerde. Die krijgt maar 3 sterren, maar is er 5 waard. We zijn er vanaf...Oef...Geen moed meer ons nog eens plat te leggen zoals in de Ronde. Het opdraaien naar de Vélodrome blijft een kippenvel moment, en als we over de meet bollen dringt het pas door ... wij hebben hier wel Roubaix gereden, met 55km kasseien. Geen euforie, want we zijn gewoon leeg, en moe. Paar minuutjes genieten nog ter plekke, en we gaan naar de auto. We zien het resultaat van Bart, woorden schieten te kort. Geef die meewind en geen platte band, en ze moeten de piste in Roubaix nog opendoen als hij eraan stormt.
’t Is pas in de auto dat we terug wat opknappen, dat worstenbroodje van de Shell zal geholpen hebben, en we sluiten af met een pintje in de Fina. Daar is het begonnen, daar wordt het ook afgesloten.
The day after valt beter mee dan gisteravond verwacht. Gevoelloze vingers ’s ochtends (volgende keer die trouwring uit), maar het betert al. Er staat hier nu een kassei te blinken, die had ik mezelf beloofd als het werd uitgereden, en enkel dan. In de vooravond de fiets nog eens gaan bewonderen, en zo kom ik er nu pas op uit dat het voorwiel niet meer draaide...door die losse shifter zat ook de schijfrem toe, en zo zijn dus die laatste 40km extra zwaar geweest.
Roubaix is brutaal. Voor het lijf. Voor het materiaal. Maar het is ook de schoonste koers van de wereld.
Nooit gedacht dat ik dit ooit zou kunnen, dus voor Stuurkens die twijfelen – er kan veel met genoeg training. Een dikke merci ook aan de compagnon de route Thomas, uren en uren en uren hebben we naast elkaar gereden de laatste maanden. Het laatste woord is voor de madam des huize, want zonder haar had ik er niet moeten aan beginnen. Dank u zoet.
Rust. Oef.

Jochen.

  Beste Stuurkens, ondertussen is 2021 gestart, hopelijk voor iedereen op een goede manier. Ondertussen hebben we niet stilgezeten. Zoals ju...