Een roedel wolven:
De drie vooraan zijn oud en ziek, zij lopen op kop en bepalen het tempo van de voorttrekkende groep. Zo kunnen zij nooit worden achtergelaten.
De volgende vijf zijn de sterkste en de fitste. Zij beschermen het roedel tegen frontale aanvallen.
De wolven in het midden zijn zo altijd beschermd voor een aanval.
De vijf achter hen behoren ook tot de sterkste en de fitste; zij hebben als taak het roedel tegen achterwaartse aanvallen te verdedigen.
De laatste in rij is de leider. Hij zorgt ervoor dat niemand achter blijft en houdt het roedel op hetzelfde pad. Hij staat klaar om in alle richtingen uit te lopen en zijn roedel te dienen en te bewaken.
Leiding geven betekent niet altijd vooraan lopen. Het is zorg dragen voor het hele team.
William