De
Ronde. Roubaix. Klinkende namen in het wielrennen, de topkoersen bij de
klassiekers. Al sinds de kindertijd kijk ik ernaar, nauwelijks eentje
overgeslaan. Ze spreken tot de verbeelding. Maar zelf rijden, nooit aan
gedacht. Of toch niet dat het mogelijk zou zijn.
Voetbal,
het is nergens goed voor. Nog maar eens bewezen, want na een WK wedstrijd in de
Fina in de late uurtjes na wat gerstenat (bakken bestellen was goedkoper, merci
Denny) komen de grote plannen op tafel. “Zeg...zoude gij met mij de Ronde nie
rijen?” “Awel ’t is goed, als gij Roubaix meerijdt”. Bam. Eén minuut overmoed,
en je zit ermee.
De
weken erna denken – of hopen – dat het wel vergeten zal worden. Of dat Thomas
zou zeggen ‘euh...dat was in een zatte bui, we gaan dat niet doen hé’. Maar
ja...twee karakters bij elkaar, nie pleuje. En zo wordt er ingeschreven voor de
Ronde...en voor Roubaix.
Bon,
de kans dat ik het niet haal is groot, denk ik in december. De langste afstand
ooit was 170km, plat. De hellingen zijn niks voor mij, een paar gaat nog – maar
een volledige ronde? En kasseien dat lukt nog, maar die 75km Roubaix van vorig
jaar met 10km kasseien waren schrikwekkend – onze kasseistroken zijn er
autostrades tegen. Maar, we gaan er dan toch alles aan doen. En zo komen er
rollen, en zelfs een trainingsschema.
Januari, we beginnen eraan. Niet evident als je
veel weg bent – ik zit in hotels op aftandse piepende hometrainers te puffen,
tot ergernis van anderen in de gym. Thuis is het soms om 5h opstaan om op de
rollen te kruipen, anders kan ik m’n schema niet aanhouden (3 keer trainen in
de week). Niks zo saai trouwens, dan op rollen rijden. Door de vrieskou en
regen heb ik er eens 3h aan een stuk opgezeten.
Eind februari, de cyclo’s starten. Kuurne is de
eerste, en ik voel het verschil – dat geeft moed. De Ename is de volgende, die
rij ik alleen. Laat het net die dag storm zijn, 150km op de teller – thuiskomen
en dakpannen rapen. Erna volgen nog de Omloop, en een specialleke: de Wase
Keikop. Een nieuwe kleine rit in het Waasland met 25km kasseistroken, minder
dan de helft van Roubaix. Ideaal, en de overmoed van de vorige cyclo’s slaat
toe want het is ‘maar 125km’. Leeg, leeg na alle kasseistroken en 100km....hoe
gaat dat ooit goedkomen in Roubaix? De twijfel slaat toe. Een goeie
Pajottenland zorgt ervoor dat de moraal terugkeert net voor de rust start in de
aanloop van de Ronde.
De Ronde. Het is zover. Om 6h staan Eric en
Thomas aan de deur, we vertrekken samen. Parkeren op Linkeroever, de
voetgangerstunnel door en we zijn er. Een massa volk is er al om 7h, er zijn er
dan ook 4000 van de 16000 voor de volledige rit. We wensen elkaar een veilige
rit toe, en we zijn weg.
Het
belangrijkste is een goed groepje zoeken, hadden de ervaren rotten gezegd – op
je eigen tempo. Dat lukt redelijk snel, en we bollen samen vlot mee. In Zele
even stoppen met Thomas, maar in Overmere zien we Eric terug aan onze eigen
bevoorrading, waar Chantal – Brendy – Katrien en mijn madam met de kindjes
opwachten. Sandwiches en boterhammen worden binnengespeeld, en weg. De volgende
stop hebben we ook geluk – in Lippenhove kent Thomas iemand, en op het einde
van de kasseistrook hebben we terug eigen bevoorrading. We spelen toch Eric
kwijt, maar vinden hem na 5 minuten terug.
Vanaf
nu staan we er alleen voor, geen eigen bevoorrading meer, geen back up meer. Nu
komt het stuk naar Geraardsbergen. Het weer zit mee, de wind in de rug – en het
vlot wonderwel. De hoogtemeters lopen op, en we komen aan de vesten, de eerste
test is er met de Muur. Links moet je zitten, had ik eerder gehoord op Extra
Time Koers. En dat klopt dus, er is wonderwel plaats en de Muur passeert
vlotjes. Van Thomas horen we dat hij iemand gepasseerd is die net een
hartaanval had gekregen, later blijkt dat iemand van Berlare te zijn – die het
ondertussen goed stelt. We komen er ook een man tegen die met een oude
koersfiets rijdt, en telkens zijn wiel moet omdraaien, respect.
Vlammen
naar Oudenaarde nu, daar begint het gevreesde sluitstuk, met als opener de
Koppenberg. Met dank aan Thomas een week of twee ervoor de finale nog gereden,
en dat helpt – je weet wat er komt. De bevoorrading in, voltanken, en dan
richting de puist van Melden. Waar...het file is. Blokrijden. Je wordt in
groepjes gelost – maar we willen er toch over. En natuurlijk valt er iemand
voor je neus, waardoor je toch te voet moet. Het worden onze enige wandelmeters
tijdens deze Ronde. Boven doet Eric teken...pech. Zijn achterderailleur werkt
niet meer, en hij kan enkel nog op een heel klein steekje rijden, daarmee trek
je het niet. We rijden nog een eindje samen over de Steenbeekdries, maar Eric
laat ons verder rijden en gaat op zoek naar hulp. Doodjammer, want hij reed
super. En dan komen ze snel – Stationsberg, Taaienberg, Kaperij,
Steenbeekberg....en de duik naar Ronse waar er gevlamd wordt op de steenweg om
over de Kanarieberg te sleuren. Ronse, bevoorrading. Het begint door te dringen
– wij gaan dat hier uitrijden of wat? En die benen zijn nog niet kapot...Ok, er
komt nog veel...maar toch? De Kruisberg gaat nog vlot, en de Hotond (een beetje
mijn zwart beest) passeert wonderwel. De Karnemelkbeekstraat klinkt gezellig,
maar is een onderschatte zware klim, ik zie er veel onderdoorgaan. ’t Gaat toch
niet waar zijn hé, gaat dat hier lukken? Duiken naar de Oude Kwaremont, de
nervositeit neemt overal toe want iedereen wil zich goed positioneren. Er zit
nog wat op, woehoe. Richting Paterberg – en dan kan de euforie beginnen. We
hebben er nog goesting in, en leggen ons nog eens plat – de teller loopt nog
stevig op, en we rijden nog een bende Italianen choco. Onnoemelijk fier aan de
meet, en dat pintje erna is welverdiend. Jill, Kristof en Chris zijn speciaal
gebleven om ons andere kledij te bezorgen, dikke merci daarvoor.
We
veren op als Eric toch toekomt, hij heeft z’n fiets nog kunnen laten herstellen
en de Ronde uitgereden na een paar pechjaren, daar wordt nog samen een pintje
op gedronken.
De
tussenweek, rusten. Eten. Losrijden. Werken. En ziek worden...ver****** Een
stevige verkoudheid, woensdag kan ik nauwelijks slapen, donderdag zweet ik me
een ongeluk. Niet de ideale aanloop, ik begrijp Oliver Naessen plots heel goed.
Roubaix. In tegenstelling tot de Ronde waar het
parcours van Antwerpen naar de Vlaamse Ardennen gaat met een grote lus tussen
Geraardsbergen en Oudenaarde, is het parcours van Roubaix een lange rechte
streep naar boven. Dat brengt ook logistieke problemen mee – we zetten
vrijdagavond een auto aan de aankomst, en rijden door naar het vertrek met een
andere wagen. Die gaan we zondagmorgen ophalen.
Zaterdagmorgen,
5h. Opstaan, eten – tegen ons goesting, maar het moet. Iets na 6h zitten we in
de wagen, op weg naar de start. Geen massa volk zoals in Antwerpen. We staan er
een 20 minuutjes en we starten met misschien honderd man (in Roubaix wordt je in
groepjes gelost). En dat is meteen ook een groot verschil met de Ronde – hier
is nauwelijks een groepje te vinden, je bent grotendeels op jezelf aangewezen,
zeker na de eerste stroken. Er worden maximaal 6000 deelnemers toegelaten, in
de Ronde zijn dat er 16000. Een tweede groot verschil: de wind. Het parcours is
dus één streep en de wind zit mee, of tegen. En vandaag is het tegen, wat in
die open noordfranse vlakte geen feest is. Berekoud is het ook, we zitten de
eerste kilometers te rillen van de koude.
De
eerste “secteur pavé” passeert, en we rijden behouden. Dit is onbekend terrein,
en de Wase keikop heeft goed schrik aangejaagd. De tank moet vol blijven. En
dan, op nog maar de 2e van 29 stroken...bam, bidon kwijt op een dalend stuk
kasseien. Ik leg de fiets aan de kant, vind de bidon maar het deksel is weg. Op
1 bidon verder....s*** Het gaat even in het hoofd zitten. De stroken volgen
elkaar op, en we komen aan de eerste bevoorrading. Last van een verstopte neus
en teveel snot, maar verder alles goed.
De
volgende 60km komen eraan en die zijn best stevig terug met een paar klappers
zoals Haveluy... en het gevreesde Bos van Wallers (Arenberg). De oude
steenkoolmijn doemt op van ver, een iconisch beeld. Je rijdt recht op het bos
af, het moet een eeuwigheid geleden zijn dat ik een kruisteken geslaan heb maar
hier heb ik het toch gedaan. De 145km komt er hier ook bij opgedraaid en dat
maakt het aanzetten verdomd moeilijk. En niks over Arenberg is gelogen, het is
één lange strook van bijeengesmeten stukken kasseien. Het staat er bomvol
toeschouwers – als vrijwel de enige plek op het parcours (in tegenstelling tot
bij de Ronde).
We
raken er heelhuids door, wat was dat zeg. Wat verder volgt de Pont Gibus, nog
zo een iconisch beeld wat ik me herinner uit de kindertijd met pépé...en nu rij
ik hierzelf. Het gaat eigenlijk nog goed. Eén probleem...de bidon raakt leeg,
en ik voel me leeglopen. Net op tijd aan de 2e bevoorrading, waar ik meteen een
halve liter achterover sla. En nog wat meer. We lezen ook van Bart zijn pech,
en zien dan al wat een zotte prestatie die aan het neerzetten is.
De
laatste 60km gaan in. De handen beginnen stilaan pijn te doen, vooral de
vingerkootjes. Van pech zijn we tot nu toe gespaard, overal zie je platte
banden, kettingbreuken en ander fraais. Ik zie zelfs iemand met een gebroken
stuurbuis. Orchies was de strook van Sagan vorig jaar. Lap, mijn shifter zit
scheef en de voorderailleur rammelt. Schifter al rijdend rechtkloppen en
voortrijden. Geen respijt want de volgende is Mons-en-Pévele, één van de
zwaarste stroken die ervoor zorgt dat echt alles pijn begint te doen. Ik begin
stilaan niet meer te weten hoe m’n handen nog te houden, ondanks dubbel
stuurlint. De laatste bevoorrading komt niks te vroeg, en we gaan naar de
finale 30km. Die stroken kennen we van vorig jaar, en parcourskennis helpt
weten we sinds de Ronde.
Een
misverstand over Parijs-Roubaix: dat is niet plat. Van in het begin mag je over
de noordfranse hellingen, en bij voorkeur lopen de kasseistroken ook op. Op den
duur begint dat in combinatie met de kasseien te wegen. Voor de cijferfreaks:
1000 hoogtemeters (de Ronde waren er een kleine 2000).

Strook
9 (ze tellen af) of zo heb ik er weer van, schifter scheef, voorderailleur
werkt niet meer en enkel nog de kleine plateau. Verdomme. Weer rechtkloppen,
klooien met de afstelling en ik krijg de voorderailleur toch terug op gang,
oef. Terug op weg, maar het begint allemaal wat moeilijker te gaan. Mijn
vingers doen verschrikkelijk pijn, en de benen zijn toch ook dat niet meer. Als
cadeau krijgen we Camphin-En-Pévele en de gevreesde Carrefour na elkaar. Die
laatste vonden we vorig jaar nog meevallen, en eigenlijk is dat ook zo dit
jaar. Hem is de laatste strook van de dag, die waar Sagan vorig jaar tussen de
blokken laveerde. Die krijgt maar 3 sterren, maar is er 5 waard. We zijn er
vanaf...Oef...Geen moed meer ons nog eens plat te leggen zoals in de Ronde. Het
opdraaien naar de Vélodrome blijft een kippenvel moment, en als we over de meet
bollen dringt het pas door ... wij hebben hier wel Roubaix gereden, met 55km
kasseien. Geen euforie, want we zijn gewoon leeg, en moe. Paar minuutjes
genieten nog ter plekke, en we gaan naar de auto. We zien het resultaat van
Bart, woorden schieten te kort. Geef die meewind en geen platte band, en ze
moeten de piste in Roubaix nog opendoen als hij eraan stormt.
’t Is
pas in de auto dat we terug wat opknappen, dat worstenbroodje van de Shell zal
geholpen hebben, en we sluiten af met een pintje in de Fina. Daar is het
begonnen, daar wordt het ook afgesloten.
The
day after valt beter mee dan gisteravond verwacht. Gevoelloze vingers ’s
ochtends (volgende keer die trouwring uit), maar het betert al. Er staat hier
nu een kassei te blinken, die had ik mezelf beloofd als het werd uitgereden, en
enkel dan. In de vooravond de fiets nog eens gaan bewonderen, en zo kom ik er
nu pas op uit dat het voorwiel niet meer draaide...door die losse shifter zat
ook de schijfrem toe, en zo zijn dus die laatste 40km extra zwaar geweest.
Roubaix
is brutaal. Voor het lijf. Voor het materiaal. Maar het is ook de schoonste
koers van de wereld.
Nooit
gedacht dat ik dit ooit zou kunnen, dus voor Stuurkens die twijfelen – er kan
veel met genoeg training. Een dikke merci ook aan de compagnon de route Thomas,
uren en uren en uren hebben we naast elkaar gereden de laatste maanden. Het
laatste woord is voor de madam des huize, want zonder haar had ik er niet
moeten aan beginnen. Dank u zoet.
Rust.
Oef.
Jochen.